De diversiteit aan dieren op aarde is zo groot dat veel soorten nog nauwelijks bestudeerd zijn. Een van hen is een roofdier dat bekendstaat als de vuurkat, of Aziatische goudkat.
Deze kat is vernoemd naar de Nederlandse zoöloog Conrad Jacob Temminck, die hem in 1827 ontdekte en beschreef.
De soort leeft in de tropische en loofbossen van zuidoostelijk Azië - van de Himalaya tot Indochina - en in de hooglanden, waar ze tot een hoogte van 3.000 m kunnen groeien.
Qua uiterlijk lijkt het op een miniatuurkopie van een poema.
De lokale bevolking beschouwt de vuurkat als een talisman, een medicijn en een heerlijke maaltijd in één: het vlees wordt beschouwd als een delicatesse, het botstof wordt gebruikt als koortsverlagend middel en de vacht is een beschermend amulet geworden.
Er wordt gezegd dat als je een pluk vacht van een goudkat verbrandt, je alle tijgers in de omgeving wegjaagt. En als je de vacht meeneemt, voorkom je dat je door katten wordt aangevallen.
Vuurkatten proberen op alle mogelijke manieren mogelijke ontmoetingen met mensen te vermijden en zullen nooit als eerste aanvallen.
Hun lichaamslengte is ongeveer 100 cm, hun gewicht bereikt 16 kg en hun schofthoogte is maximaal 52 cm. De staart is lang, tot 55 cm.
De Vuurkat heeft een dichte, dikke goudkastanjebruine vacht; zwarte en grijze kleuren komen minder vaak voor.
De snuit heeft een duidelijk patroon van witte strepen.
Ze jagen op elk moment van de dag, maar vaker in de avond. Ze jagen vooral op kleine knaagdieren, maar soms jagen ze ook op vogels en reptielen.
Grote volwassen katten kunnen zelfs herten, buffels, geiten en kalveren aanvallen.
Ze hebben een uitstekend zicht, reukvermogen en gehoor. Goudkatten bewegen zich zeer stil en kunnen urenlang op een tak zitten, hun prooi besluipend voordat ze aanvallen.
Na een precieze sprong doden ze hun prooi met een beet in de achterkant van de kop. Als de poging mislukt, zal de kat de prooi niet achtervolgen en afmaken, maar in plaats daarvan op zoek gaan naar een nieuwe.
In het wild leven deze katten in paren. Ze maken holen in rotsspleten, holen en boomholtes.
Ze krijgen meestal twee of drie kittens. De jongen zijn donkerder van kleur en hun vacht is langer en pluiziger dan die van volwassen katten.
Het mannetje speelt een actieve rol bij de opvoeding van de kittens.
Ze jagen ook in paren, tenzij het vrouwtje natuurlijk wordt afgeleid door haar jongen.
Deze harige dieren leven 12 tot 20 jaar.
Momenteel worden deze katten ernstig bedreigd en staan ze op de lijst van bedreigde diersoorten. De populatie wordt geschat op slechts 10.000 exemplaren. Ze zijn extreem moeilijk te temmen en kunnen alleen in kooien worden gehouden. Een kat kan duizenden dollars kosten.



















